Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.
Nahoana no mitanondrika ianao, ry fanahiko? ary nahoana no mitoloko ato anatiko ianao? Manantenà an'Andriamanitra, fa mbola hidera Azy ihany aho, Izy no famonjena ny tavako sady Andriamanitro.