Ja, het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het midden van vele volken, als een leeuw onder de beesten des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden; dewelke, wanneer hij doorgaat, zo vertreedt en verscheurt hij, dat niemand redde.
És a Jákóbnak maradéka olyan lészen a sok nép között, mint az Úrtól való harmat, mint a zápor a fűnek, mely nem emberben reménykedik, és nem bízik embernek fiaiban.