Nehemiah 3

En Eljasib, de hogepriester, maakte zich op met zijn broederen, de priesteren, en zij bouwden de Schaapspoort; zij heiligden ze, en richtten haar deuren op; ja, zij heiligden ze tot aan den toren Mea, tot aan den toren Hananeel.
ויקם אלישיב הכהן הגדול ואחיו הכהנים ויבנו את שער הצאן המה קדשוהו ויעמידו דלתתיו ועד מגדל המאה קדשוהו עד מגדל חננאל׃
En aan zijn hand bouwden de mannen van Jericho; ook bouwde aan zijn hand Zacchur, de zoon van Imri.
ועל ידו בנו אנשי ירחו ועל ידו בנה זכור בן אמרי׃
De Vispoort nu bouwden de kinderen van Senaa; zij zolderden die, en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen.
ואת שער הדגים בנו בני הסנאה המה קרוהו ויעמידו דלתתיו מנעוליו ובריחיו׃
En aan hun hand verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz; en aan hun hand verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, den zoon van Mesezabeel; en aan hun hand verbeterde Zadok, zoon van Baëna.
ועל ידם החזיק מרמות בן אוריה בן הקוץ ועל ידם החזיק משלם בן ברכיה בן משיזבאל ועל ידם החזיק צדוק בן בענא׃
Voorts aan hun hand verbeterden de Thekoieten; maar hun voortreffelijken brachten hun hals niet tot den dienst huns Heeren.
ועל ידם החזיקו התקועים ואדיריהם לא הביאו צורם בעבדת אדניהם׃
En de Oude poort verbeterden Jojada, de zoon van Paseah, en Mesullam, de zoon van Besodja; deze zolderden zij, en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen.
ואת שער הישנה החזיקו יוידע בן פסח ומשלם בן בסודיה המה קרוהו ויעמידו דלתתיו ומנעליו ובריחיו׃
En aan hun hand verbeterden Melatja, de Gibeoniet, en Jadon, de Meronothiet, de mannen van Gibeon en van Mizpa; tot aan den stoel des landvoogds aan deze zijde der rivier.
ועל ידם החזיק מלטיה הגבעני וידון המרנתי אנשי גבעון והמצפה לכסא פחת עבר הנהר׃
Aan zijn hand verbeterde Uzziël, de zoon van Harhoja, een der goudsmeden, en aan zijn hand verbeterde Hananja, de zoon van een der apothekers; en zij lieten Jeruzalem tot aan den breden muur.
על ידו החזיק עזיאל בן חרהיה צורפים ועל ידו החזיק חנניה בן הרקחים ויעזבו ירושלם עד החומה הרחבה׃
En aan hun hand verbeterde Refaja, de zoon van Hur, overste des halven deels van Jeruzalem.
ועל ידם החזיק רפיה בן חור שר חצי פלך ירושלם׃
Voorts aan hun hand verbeterde Jedaja, de zoon van Harumaf, en tegenover zijn huis; en aan zijn hand verbeterde Hattus, de zoon van Hasabneja.
ועל ידם החזיק ידיה בן חרומף ונגד ביתו ועל ידו החזיק חטוש בן חשבניה׃
De andere mate verbeterden Malchia, de zoon van Harim, en Hassub, de zoon van Pahath-moab; daartoe den Bakoventoren.
מדה שנית החזיק מלכיה בן חרם וחשוב בן פחת מואב ואת מגדל התנורים׃
En aan zijn hand verbeterde Sallum, de zoon van Lohes, overste van het andere halve deel van Jeruzalem, hij en zijn dochteren.
ועל ידו החזיק שלום בן הלוחש שר חצי פלך ירושלם הוא ובנותיו׃
De Dalpoort verbeterden Hanun, en de inwoners van Zanoah; zij bouwden die, en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen; daartoe duizend ellen aan den muur, tot aan de Mistpoort.
את שער הגיא החזיק חנון וישבי זנוח המה בנוהו ויעמידו דלתתיו מנעליו ובריחיו ואלף אמה בחומה עד שער השפות׃
De Mistpoort nu verbeterde Malchia, de zoon van Rechab, overste van het deel Beth-cherem; hij bouwde ze, en richtte haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen.
ואת שער האשפות החזיק מלכיה בן רכב שר פלך בית הכרם הוא יבננו ויעמיד דלתתיו מנעליו ובריחיו׃
En de Fonteinpoort verbeterde Sallum, de zoon van Kol-hoze, overste van het deel van Mizpa; hij bouwde ze, en overdekte ze, en richtte haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen; daartoe den muur des vijvers Schelah bij des konings hof, en tot aan de trappen, die afgaan van Davids stad.
ואת שער העין החזיק שלון בן כל חזה שר פלך המצפה הוא יבננו ויטללנו ויעמידו דלתתיו מנעליו ובריחיו ואת חומת ברכת השלח לגן המלך ועד המעלות היורדות מעיר דויד׃
Na hem verbeterde Nehemia, de zoon van Azbuk, overste van het halve deel van Beth-zur, tot tegenover Davids graven, en tot aan den gemaakten vijver, en tot aan het huis der helden.
אחריו החזיק נחמיה בן עזבוק שר חצי פלך בית צור עד נגד קברי דויד ועד הברכה העשויה ועד בית הגברים׃
Na hem verbeterden de Levieten, Rehum, de zoon van Bani; aan zijn hand verbeterde Hasabja, de overste van het halve deel van Kehila, in zijn deel.
אחריו החזיקו הלוים רחום בן בני על ידו החזיק חשביה שר חצי פלך קעילה לפלכו׃
Na hem verbeterden hun broederen, Bavai, de zoon van Henadad, de overste van het andere halve deel van Kehila.
אחריו החזיקו אחיהם בוי בן חנדד שר חצי פלך קעילה׃
Aan zijn hand verbeterde Ezer, de zoon van Jesua, de overste van Mizpa, een andere maat; tegenover den opgang naar het wapenhuis, aan den hoek.
ויחזק על ידו עזר בן ישוע שר המצפה מדה שנית מנגד עלת הנשק המקצע׃
Na hem verbeterde zeer vuriglijk Baruch, de zoon van Zabbai, een andere maat; van den hoek tot aan de deur van het huis van Eljasib, den hogepriester.
אחריו החרה החזיק ברוך בן זבי מדה שנית מן המקצוע עד פתח בית אלישיב הכהן הגדול׃
Na hem verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz, een andere maat; van de huisdeur van Eljasib af, tot aan het einde van Eljasibs huis.
אחריו החזיק מרמות בן אוריה בן הקוץ מדה שנית מפתח בית אלישיב ועד תכלית בית אלישיב׃
En na hem verbeterden de priesteren, wonende in de vlakke velden.
ואחריו החזיקו הכהנים אנשי הככר׃
Daarna verbeterden Benjamin, en Hassub, tegenover hun huis; na hem verbeterde Azaria, de zoon van Maaseja, den zoon van Hananja, bij zijn huis.
אחריו החזיק בנימן וחשוב נגד ביתם אחריו החזיק עזריה בן מעשיה בן ענניה אצל ביתו׃
Na hem verbeterde Binnui, de zoon van Henadad, een andere maat; van het huis van Azaria tot aan den hoek en tot aan het punt;
אחריו החזיק בנוי בן חנדד מדה שנית מבית עזריה עד המקצוע ועד הפנה׃
Palal, de zoon van Uzai, tegen den hoek, en den hogen toren over, die van des konings huis uitsteekt, die bij den voorhof der gevangenis is; na hem Pedaja, de zoon van Paros;
פלל בן אוזי מנגד המקצוע והמגדל היוצא מבית המלך העליון אשר לחצר המטרה אחריו פדיה בן פרעש׃
De Nethinim nu, die in Ofel woonden, tot tegenover de Waterpoort aan het oosten, en den uitstekenden toren.
והנתינים היו ישבים בעפל עד נגד שער המים למזרח והמגדל היוצא׃
Daarna verbeterden de Thekoieten een andere maat; tegenover den groten uitstekenden toren, en tot aan den muur van Ofel.
אחריו החזיקו התקעים מדה שנית מנגד המגדל הגדול היוצא ועד חומת העפל׃
Van boven de Paardenpoort verbeterden de priesteren, een iegelijk tegenover zijn huis.
מעל שער הסוסים החזיקו הכהנים איש לנגד ביתו׃
Daarna verbeterde Zadok, de zoon van Immer, tegenover zijn huis. En na hem verbeterde Semaja, de zoon van Sechanja, de bewaarder van de Oostpoort.
אחריו החזיק צדוק בן אמר נגד ביתו ואחריו החזיק שמעיה בן שכניה שמר שער המזרח׃
Na hem verbeterden Hananja, de zoon van Selemja, en Hanun, de zoon van Zalaf, de zesde, een andere maat. Na hem verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, tegenover zijn kamer.
אחרי החזיק חנניה בן שלמיה וחנון בן צלף הששי מדה שני אחריו החזיק משלם בן ברכיה נגד נשכתו׃
Na hem verbeterde Malchia, de zoon eens goudsmids, tot aan het huis der Nethinim en der kruideniers, tegenover de poort van Mifkad, en tot de opperzaal van het punt.
אחרי החזיק מלכיה בן הצרפי עד בית הנתינים והרכלים נגד שער המפקד ועד עלית הפנה׃
En tussen de opperzaal van het punt tot de Schaapspoort toe, verbeterden de goudsmeden en de kruideniers.
ובין עלית הפנה לשער הצאן החזיקו הצרפים והרכלים׃