Het geschiedde daarna, als Jabin, de koning van Hazor, dit hoorde, zo zond hij tot Jobab, den koning van Madon, en tot den koning van Simron, en tot den koning van Achsaf,
ויהי כשמע יבין מלך חצור וישלח אל יובב מלך מדון ואל מלך שמרון ואל מלך אכשף׃
En tot de koningen, die tegen het noorden op het gebergte, en op het vlakke, tegen het zuiden van Cinneroth, en in de laagte, en in Nafoth-dor, aan de zee waren;
ואל המלכים אשר מצפון בהר ובערבה נגב כנרות ובשפלה ובנפות דור מים׃
Tot de Kanaänieten tegen het oosten en tegen het westen, en de Amorieten, en de Hethieten, en de Ferezieten; en de Jebusieten op het gebergte, en de Hevieten onder aan Hermon, in het land van Mizpa.
הכנעני ממזרח ומים והאמרי והחתי והפרזי והיבוסי בהר והחוי תחת חרמון בארץ המצפה׃
En de HEERE zeide tot Jozua: Vrees niet voor hun aangezichten; want morgen omtrent dezen tijd zal Ik hen altegader verslagen geven voor het aangezicht van Israël; hun paarden zult gij verlammen, en hun wagenen met vuur verbranden.
ויאמר יהוה אל יהושע אל תירא מפניהם כי מחר כעת הזאת אנכי נתן את כלם חללים לפני ישראל את סוסיהם תעקר ואת מרכבתיהם תשרף באש׃
En de HEERE gaf hen in de hand van Israël, en zij sloegen hen, en joegen hen na tot groot Sidon toe, en tot Misrefoth-maim, en tot het dal Mizpa tegen het oosten; en zij sloegen hen, totdat zij geen overigen onder hen overlieten.
ויתנם יהוה ביד ישראל ויכום וירדפום עד צידון רבה ועד משרפות מים ועד בקעת מצפה מזרחה ויכם עד בלתי השאיר להם שריד׃
En Jozua keerde weder ter zelver tijd, en hij nam Hazor in, en haar koning sloeg hij met het zwaard; want Hazor was te voren het hoofd van al deze koninkrijken.
וישב יהושע בעת ההיא וילכד את חצור ואת מלכה הכה בחרב כי חצור לפנים היא ראש כל הממלכות האלה׃
En zij sloegen alle ziel, die daarin was, met de scherpte des zwaards, die verbannende; er bleef niets over, dat adem had; en Hazor verbrandde hij met vuur.
ויכו את כל הנפש אשר בה לפי חרב החרם לא נותר כל נשמה ואת חצור שרף באש׃
En Jozua nam al de steden dezer koningen in, en al haar koningen, en hij sloeg hen met de scherpte des zwaards, hen verbannende, gelijk als Mozes, de knecht des HEEREN geboden had.
ואת כל ערי המלכים האלה ואת כל מלכיהם לכד יהושע ויכם לפי חרב החרים אותם כאשר צוה משה עבד יהוה׃
En al den roof dezer steden, en het vee, roofden de kinderen Israëls voor zich; alleenlijk sloegen zij al de mensen met de scherpte des zwaards, totdat zij hen verdelgden; zij lieten niet overblijven wat adem had.
וכל שלל הערים האלה והבהמה בזזו להם בני ישראל רק את כל האדם הכו לפי חרב עד השמדם אותם לא השאירו כל נשמה׃
Gelijk als de HEERE Mozes, Zijn knecht, geboden had, alzo gebood Mozes aan Jozua; en alzo deed Jozua; hij deed er niet een woord af van alles, wat de HEERE Mozes geboden had.
כאשר צוה יהוה את משה עבדו כן צוה משה את יהושע וכן עשה יהושע לא הסיר דבר מכל אשר צוה יהוה את משה׃
Alzo nam Jozua al dat land in, het gebergte, en al het zuiden, en al het land van Gosen, en de laagte, en het vlakke veld, en het gebergte Israëls, en zijn laagte.
ויקח יהושע את כל הארץ הזאת ההר ואת כל הנגב ואת כל ארץ הגשן ואת השפלה ואת הערבה ואת הר ישראל ושפלתה׃
Van den kalen berg, die opwaarts naar Seir gaat, tot Baäl-gad toe, in het dal van den Libanon, onder aan den berg Hermon; al hun koningen nam hij ook, en sloeg hen, en doodde hen.
מן ההר החלק העולה שעיר ועד בעל גד בבקעת הלבנון תחת הר חרמון ואת כל מלכיהם לכד ויכם וימיתם׃
Want het was van den HEERE, hun harten te verstokken, dat zij Israël met oorlog tegemoet gingen, opdat hij hen verbannen zoude, dat hun geen genade geschiedde, maar opdat hij hen verdelgen zoude, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
כי מאת יהוה היתה לחזק את לבם לקראת המלחמה את ישראל למען החרימם לבלתי היות להם תחנה כי למען השמידם כאשר צוה יהוה את משה׃
Te dier tijde nu kwam Jozua, en roeide de Enakieten uit, van het gebergte, van Hebron, van Debir, van Anab, en van het ganse gebergte van Juda, en van het ganse gebergte van Israël; Jozua verbande hen met hun steden.
ויבא יהושע בעת ההיא ויכרת את הענקים מן ההר מן חברון מן דבר מן ענב ומכל הר יהודה ומכל הר ישראל עם עריהם החרימם יהושע׃
Alzo nam Jozua al dat land in, naar alles, wat de HEERE tot Mozes gesproken had; en Jozua gaf het Israël ten erve, naar hun afdelingen, naar hun stammen. En het land rustte van den krijg.
ויקח יהושע את כל הארץ ככל אשר דבר יהוה אל משה ויתנה יהושע לנחלה לישראל כמחלקתם לשבטיהם והארץ שקטה ממלחמה׃