En daarna spreekt de HEERE, zal Ik Zedekia, den koning van Juda, en zijn knechten, en het volk, en die in deze stad overgebleven zijn van de pestilentie, van het zwaard en van den honger, geven in de hand van Nebukadnezar, den koning van Babel, en in de hand hunner vijanden, en in de hand dergenen, die hun ziel zoeken; en hij zal ze slaan met de scherpte des zwaards; hij zal ze niet sparen, noch verschonen, noch zich ontfermen.
ואחרי כן נאם יהוה אתן את צדקיהו מלך יהודה ואת עבדיו ואת העם ואת הנשארים בעיר הזאת מן הדבר מן החרב ומן הרעב ביד נבוכדראצר מלך בבל וביד איביהם וביד מבקשי נפשם והכם לפי חרב לא יחוס עליהם ולא יחמל ולא ירחם׃