1. Home
  2. Pair
  3. DutSVV
  4. FreSegond
  5. Ps.139

Psalms 139

139:1
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. HEERE! Gij doorgrondt en kent mij.
Au chef des chantres. De David. Psaume. Eternel! tu me sondes et tu me connais,
139:2
Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten.
Tu sais quand je m'assieds et quand je me lève, Tu pénètres de loin ma pensée;
139:3
Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend.
Tu sais quand je marche et quand je me couche, Et tu pénètres toutes mes voies.
139:4
Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, Heere! Gij weet het alles.
Car la parole n'est pas sur ma langue, Que déjà, ô Eternel! tu la connais entièrement.
139:5
Gij bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij.
Tu m'entoures par derrière et par devant, Et tu mets ta main sur moi.
139:6
De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij.
Une science aussi merveilleuse est au-dessus de ma portée, Elle est trop élevée pour que je puisse la saisir.
139:7
Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht?
Où irais-je loin de ton esprit, Et où fuirais-je loin de ta face?
139:8
Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar.
Si je monte aux cieux, tu y es; Si je me couche au séjour des morts, t'y voilà.
139:9
Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee;
Si je prends les ailes de l'aurore, Et que j'aille habiter à l'extrémité de la mer,
139:10
Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden.
Là aussi ta main me conduira, Et ta droite me saisira.
139:11
Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij.
Si je dis: Au moins les ténèbres me couvriront, La nuit devient lumière autour de moi;
139:12
Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht.
Même les ténèbres ne sont pas obscures pour toi, La nuit brille comme le jour, Et les ténèbres comme la lumière.
139:13
Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt mij in mijner moeders buik bedekt.
C'est toi qui as formé mes reins, Qui m'as tissé dans le sein de ma mère.
139:14
Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel.
Je te loue de ce que je suis une créature si merveilleuse. Tes oeuvres sont admirables, Et mon âme le reconnaît bien.
139:15
Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste delen der aarde.
Mon corps n'était point caché devant toi, Lorsque j'ai été fait dans un lieu secret, Tissé dans les profondeurs de la terre.
139:16
Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was.
Quand je n'étais qu'une masse informe, tes yeux me voyaient; Et sur ton livre étaient tous inscrits Les jours qui m'étaient destinés, Avant qu'aucun d'eux existât.
139:17
Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig veel zijn haar sommen!
Que tes pensées, ô Dieu, me semblent impénétrables! Que le nombre en est grand!
139:18
Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des zands; word ik wakker, zo ben ik nog bij U.
Si je les compte, elles sont plus nombreuses que les grains de sable. Je m'éveille, et je suis encore avec toi.
139:19
O God! dat Gij den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij!
O Dieu, puisses-tu faire mourir le méchant! Hommes de sang, éloignez-vous de moi!
139:20
Die van U schandelijk spreken, en Uw vijanden ijdellijk verheffen.
Ils parlent de toi d'une manière criminelle, Ils prennent ton nom pour mentir, eux, tes ennemis!
139:21
Zou ik niet haten, HEERE! die U haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan?
Eternel, n'aurais-je pas de la haine pour ceux qui te haïssent, Du dégoût pour ceux qui s'élèvent contre toi?
139:22
Ik haat hen met volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij.
Je les hais d'une parfaite haine; Ils sont pour moi des ennemis.
139:23
Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten.
Sonde-moi, ô Dieu, et connais mon coeur! Eprouve-moi, et connais mes pensées!
139:24
En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg.
Regarde si je suis sur une mauvaise voie, Et conduis-moi sur la voie de l'éternité!

© bibleglot.com