Numbers 34

Voorts sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
L'Eternel parla à Moïse, et dit:
Gebied den kinderen Israëls, en zeg tot hen: Wanneer gij in het land Kanaän ingaat, zo zal dit land zijn, dat u ter erfenis vallen zal, het land Kanaän, naar zijn landpalen.
Donne cet ordre aux enfants d'Israël, et dis-leur: Quand vous serez entrés dans le pays de Canaan, ce pays deviendra votre héritage, le pays de Canaan, dont voici les limites.
De zuiderhoek nu zal u zijn van de woestijn Zin, aan de zijden van Edom; en de zuider landpale zal u zijn van het einde der Zoutzee tegen het oosten;
Le côté du midi commencera au désert de Tsin près d'Edom. Ainsi, votre limite méridionale partira de l'extrémité de la mer Salée, vers l'orient;
En deze landpale zal u omgaan van het zuiden naar den opgang van Akrabbim, en doorgaan naar Zin; en haar uitgangen zullen zijn, van het zuiden naar Kades-barnea; en zij zal uitgaan naar Hazar-addar, en doorgaan naar Azmon.
elle tournera au sud de la montée d'Akrabbim, passera par Tsin, et s'étendra jusqu'au midi de Kadès-Barnéa; elle continuera par Hatsar-Addar, et passera vers Atsmon;
Voorts zal deze landpale omgaan van Azmon naar de rivier van Egypte, en haar uitgangen zullen zijn naar de zee.
depuis Atsmon, elle tournera jusqu'au torrent d'Egypte, pour aboutir à la mer.
Aangaande de landpale van het westen, daar zal u de grote zee de landpale zijn; dit zal uw landpale van het westen zijn.
Votre limite occidentale sera la grande mer: ce sera votre limite à l'occident.
Voorts zal u de landpale van het noorden deze zijn: van de grote zee af zult gij u den berg Hor aftekenen.
Voici quelle sera votre limite septentrionale: à partir de la grande mer, vous la tracerez jusqu'à la montagne de Hor;
Van den berg Hor zult gij aftekenen tot daar men komt te Hamath; en de uitgangen dezer landpale zullen zijn naar Zedad.
depuis la montagne de Hor, vous la ferez passer par Hamath, et arriver à Tsedad;
En deze landpale zal uitgaan naar Zifron, en haar uitgangen zullen zijn te Hazar-enan; dit zal u de noorder landpale zijn.
elle continuera par Ziphron, pour aboutir à Hatsar-Enan: ce sera votre limite au septentrion.
Voorts zult gij u tot een landpale tegen het oosten aftekenen van Hazar-enan naar Sefam.
Vous tracerez votre limite orientale de Hatsar-Enan à Schepham;
En deze landpale zal afgaan van Sefam naar Ribla, tegen het oosten van Ain; daarna zal deze landpale afgaan en strekken langs den oever van de zee Cinnereth oostwaarts.
elle descendra de Schepham vers Ribla, à l'orient d'Aïn; elle descendra, et s'étendra le long de la mer de Kinnéreth, à l'orient;
Voorts zal deze landpale afgaan langs de Jordaan, en haar uitgangen zullen zijn aan de Zoutzee. Dit zal u zijn het land naar zijn landpale rondom.
elle descendra encore vers le Jourdain, pour aboutir à la mer Salée. Tel sera votre pays avec ses limites tout autour.
En Mozes gebood den kinderen Israëls, zeggende: Dit is het land, dat gij door het lot ten erve innemen zult, hetwelk de HEERE aan de negen stammen en den halven stam van Manasse te geven geboden heeft.
Moïse transmit cet ordre aux enfants d'Israël, et dit: C'est là le pays que vous partagerez par le sort, et que l'Eternel a résolu de donner aux neuf tribus et à la demi-tribu.
Want de stam van de kinderen der Rubenieten, naar het huis hunner vaderen, en de stam van de kinderen der Gadieten, naar het huis hunner vaderen, hebben ontvangen; mitsgaders de halve stam van Manasse heeft zijn erfenis ontvangen.
Car la tribu des fils de Ruben et la tribu des fils de Gad ont pris leur héritage, selon les maisons de leurs pères; la demi-tribu de Manassé a aussi pris son héritage.
Twee stammen en een halve stam hebben hun erfenis ontvangen aan deze zijde van de Jordaan, van Jericho oostwaarts tegen den opgang.
Ces deux tribus et la demi-tribu ont pris leur héritage en deçà du Jourdain, vis-à-vis de Jéricho, du côté de l'orient.
Voorts sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
L'Eternel parla à Moïse, et dit:
Dit zijn de namen der mannen, die ulieden het land ten erve zullen uitdelen: Eleazar, de priester, en Jozua, de zoon van Nun.
Voici les noms des hommes qui partageront entre vous le pays: le sacrificateur Eléazar, et Josué, fils de Nun.
Daartoe zult gij uit elken stam een overste nemen, om het land ten erve uit te delen.
Vous prendrez encore un prince de chaque tribu, pour faire le partage du pays.
En dit zijn de namen dezer mannen: van den stam van Juda, Kaleb, zoon van Jefunne;
Voici les noms de ces hommes. Pour la tribu de Juda: Caleb, fils de Jephunné;
En van den stam der kinderen van Simeon, Semuël, zoon van Ammihud;
pour la tribu des fils de Siméon: Samuel, fils d'Ammihud;
Van den stam van Benjamin, Elidad, zoon van Chislon;
pour la tribu de Benjamin: Elidad, fils de Kislon;
En van den stam der kinderen van Dan, de overste Bukki, zoon van Jogli;
pour la tribu des fils de Dan: le prince Buki, fils de Jogli;
Van de kinderen van Jozef: van den stam der kinderen van Manasse, de overste Hanniel, zoon van Efod;
pour les fils de Joseph, -pour la tribu des fils de Manassé: le prince Hanniel, fils d'Ephod; -
En van den stam der kinderen van Efraïm, de overste Kemuël, zoon van Siftan;
et pour la tribu des fils d'Ephraïm: le prince Kemuel, fils de Schiphtan;
En van den stam der kinderen van Zebulon, de overste Elizafan, zoon van Parnach;
pour la tribu des fils de Zabulon: le prince Elitsaphan, fils de Parnac;
En van den stam der kinderen van Issaschar, de overste Paltiel, zoon van Azzan;
pour la tribu des fils d'Issacar: le prince Paltiel, fils d'Azzan;
En van den stam der kinderen van Aser, de overste Achihud, zoon van Selomi;
pour la tribu des fils d'Aser: le prince Ahihud, fils de Schelomi;
En van den stam der kinderen van Nafthali, de overste Pedael, zoon van Ammihud.
pour la tribu des fils de Nephthali: le prince Pedahel, fils d'Ammihud.
Dit zijn ze, dien de HEERE geboden heeft, den kinderen Israëls de erfenissen uit te delen, in het land Kanaän.
Tels sont ceux à qui l'Eternel ordonna de partager le pays de Canaan entre les enfants d'Israël.