Als ik wandel in het midden der benauwdheid, maakt Gij mij levend; Uw hand strekt Gij uit tegen den toorn mijner vijanden, en Uw rechterhand behoudt mij.
Kvankam mi iras meze de suferoj, tamen Vi konservas mian vivon;
Kontraŭ la kolero de miaj malamikoj Vi etendas Vian brakon,
Kaj Via dekstra mano min helpas.