En al wie achterblijven zou in enige plaatsen, waar hij als vreemdeling verkeert, dien zullen de lieden zijner plaats bevorderlijk zijn met zilver, en met goud, en met have, en met beesten; benevens een vrijwillige gave, voor het huis Gods, Die te Jeruzalem woont.
Kaj al ĉiu, kiu restis, en kiu ajn loko li loĝas, la loĝantoj de lia loko helpu al li per arĝento, per oro, per alia havo, kaj per brutoj, kun memvola donaco por la domo de Dio, kiu estas en Jerusalem.