Psalms 148

Hallelujah! Looft den HEERE uit de hemelen; looft Hem in de hoogste plaatsen!

Halleluja! Pris Herren i himlen, pris ham i det høje!

Looft Hem, al Zijn engelen! Looft Hem, al Zijn heirscharen!

Pris ham, alle hans engle, pris ham, alle hans hærskarer,

Looft Hem, zon en maan! Looft Hem, alle gij lichtende sterren!

pris ham, sol og måne, pris ham, hver lysende stjerne,

Looft Hem, gij hemelen der hemelen! en gij wateren, die boven de hemelen zijt!

pris ham, himlenes himle og vandene over himlene!

Dat zij den Naam des HEEREN loven; want als Hij het beval, zo werden zij geschapen.

De skal prise Herrens navn, thi han bød, og de blev skabt;

En Hij heeft ze bevestigd voor altoos in eeuwigheid; Hij heeft hun een orde gegeven, die geen van hen zal overtreden.

han gav dem deres plads for evigt, han gav en lov, som de ej overtræder!

Looft den HEERE, van de aarde; gij walvissen en alle afgronden!

Lad pris stige op til Herren fra jorden, I havdyr og alle dyb,

Vuur en hagel, sneeuw en damp; gij stormwind, die Zijn woord doet!

Ild og hagl, sne og røg, storm, som gør hvad han siger,

Gij bergen en alle heuvelen; vruchtbomen en alle cederbomen!

I bjerge og alle høje, frugttræer og alle cedre,

Het wild gedierte en alle vee; kruipend gedierte en gevleugeld gevogelte!

I vilde dyr og alt kvæg, krybdyr og vingede fugle,

Gij koningen der aarde, en alle volken, gij vorsten, en alle rechters der aarde!

I jordens konger og alle folkeslag, fyrster og alle jordens dommere,

Jongelingen en ook maagden; gij ouden met de jongen!

ynglinge sammen med jomfruer, gamle sammen med unge!

Dat zij den Naam des HEEREN loven; want Zijn Naam alleen is hoog verheven; Zijn majesteit is over de aarde en den hemel.

De skal prise Herrens navn, thi ophøjet er hans navn alene, hans højhed omspender jord og himmel.

En Hij heeft den hoorn Zijns volks verhoogd, den roem al Zijner gunstgenoten, der kinderen Israëls, des volks, dat nabij Hem is. Hallelujah!

Han løfter et horn for sit folk, lovprist af alle sine fromme, af Israels børn, det folk, der står ham nær. Halleluja!