En hij zeide tot hen: Volgt mij na; want de HEERE heeft uw vijanden, de Moabieten, in ulieder hand gegeven. En zij togen af, hem na, en namen de veren van de Jordaan in naar Moab, en lieten niemand overgaan.
Nebo řekl jim: Poďte za mnou, dalť jest zajisté Hospodin Moábské, nepřátely vaše, v ruku vaši. Tedy táhli za ním, a vzavše Moábským brody Jordánské, nedali žádnému přejíti.