Alzo zegt de HEERE: De arbeid der Egyptenaren en de koophandel der Moren en der Sabeërs, der mannen van grote lengte, zullen tot u overkomen, en zij zullen de uwe zijn, zij zullen u navolgen, in boeien zullen zij overkomen; en zij zullen zich voor u buigen, zij zullen u smeken, zeggende: Gewisselijk, God is in u, en er is anders geen God meer.
Takto praví Hospodin: Práce Egyptská, a kupectví Mouřenínská, a Sabejští, muži veliké postavy, k tobě přijdou, a tvoji budou. Za tebou se poberou, v poutech půjdou, tobě se klaněti, a tobě se kořiti budou, říkajíce: Toliko u tebe jest Bůh silný, a neníť žádného více kromě toho Boha.