Dat gezanten zendt over de zee, en in schepen van biezen op de wateren! Gaat henen, gij snelle boden! tot een volk, dat getrokken is en geplukt, tot een volk, dat vreselijk is van dat het was en voortaan; een volk van regel en regel, en van vertreding, welks land de rivieren beroven.
Posílající po moři posly, v nástrojích z sítí po vodách, řka: Jděte, poslové rychlí, k národu rozptýlenému a zloupenému, k lidu hroznému zdávna i posavad, k národu všelijak potlačenému, jehož zemi řeky roztrhaly.