Gelijk gij u verblijd hebt over de erfenis van het huis Israëls, omdat zij verwoest is, alzo zal Ik aan u doen; het gebergte van Seir, en gans Edom, zal geheel een verwoesting worden; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
Jakž se veselíš nad dědictvím domu Izraelského, proto že zpustl, tak učiním i tobě. Pustinou budeš, ó horo Seir, i všecka země Idumejská naskrze, i zvědíť, že já jsem Hospodin.