En zult gij Mij ontheiligen bij Mijn volk, voor handvollen van gerst, en voor stukken broods, om zielen te doden, die niet zouden sterven, en om zielen in het leven te behouden, die niet zouden leven, door uw liegen tot Mijn volk, dat de leugen hoort?
Nebo zlehčujete mne u lidu mého pro hrst ječmene a pro kus chleba, umrtvujíce duše, kteréž neumrou, a obživujíce duše, kteréž živy nebudou, lhouce lidu mému, kteříž poslouchají lži.