Toen zeide de priester: Het zwaard van Goliath, den Filistijn, denwelken gij sloegt in het eikendal, zie, dat is hier, gewonden in een kleed, achter den efod; indien gij u dat nemen wilt, zo neem het, want hier is geen ander dan dit. David nu zeide: Er is zijns gelijke niet; geef het mij.
Jemuž řekl kněz: Meč Goliáše Filistinského, kteréhož jsi zabil v údolí Elah, aj, ten jest zde obvinutý v roucho za efodem. Jestliže jej chceš sobě vzíti, vezmi, nebo zde jiného není kromě toho. I řekl David: Neníť přes ten, dejž mi jej.