Van mond tot mond spreek Ik met hem, en door aanzien, en niet door duistere woorden; en de gelijkenis des HEEREN aanschouwt hij; waarom dan hebt gijlieden niet gevreesd tegen Mijn knecht, tegen Mozes, te spreken?
Iz usta u usta njemu ja govorim, očevidnošću, a ne zagonetkama, i lik Jahvin on smije gledati. Kako se onda niste bojali govoriti protiv sluge moga Mojsija?"