Joshua 12

Dit nu zijn de koningen des lands, die de kinderen Israëls geslagen hebben, en hun land erfelijk bezaten, aan gene zijde van de Jordaan, tegen den opgang der zon; van de beek Arnon af tot den berg Hermon, en het ganse vlakke veld tegen het oosten:
Ovo su zemaljski kraljevi što su ih pobijedili Izraelci i osvojili njihovu zemlju s onu stranu Jordana k istoku, od potoka Arnona do gore Hermona, sa svom Arabom na istoku:
Sihon, de koning der Amorieten, die te Hesbon woonde; die van Aroer af heerste, welke aan den oever der beek Arnon is, en over het midden der beek en de helft van Gilead, en tot aan de beek Jabbok, de landpale der kinderen Ammons;
Sihon, kralj amorejski, koji je stolovao u Hešbonu; njegovo se kraljevstvo protezalo od Aroera, koji leži na rubu doline potoka Arnona, sredinom doline i polovinom Gileada pa do potoka Jaboka, gdje je graničilo s Amoncima;
En over het vlakke veld tot aan de zee van Cinneroth tegen het oosten, en tot aan de zee des vlakken velds, de Zoutzee, tegen het oosten, op den weg naar Beth-jesimoth; en van het zuiden beneden Asdoth-pisga.
i na istoku mu bila Araba do Keneretskog mora s jedne strane i sve do Arabskog ili Slanog mora prema Bet Haješimotu; i dalje na jugu do obronaka Pisge.
Daartoe de landpale van Og, den koning van Bazan, die van het overblijfsel der reuzen was, wonende te Astharoth en te Edrei.
Međašio s njime Og, kralj bašanski, jedan od posljednjih Refaimaca; stolovao je u Aštarotu i Edreju.
En heerste over den berg Hermon, en over Salcha, en over geheel Bazan, tot aan de landpale der Gezurieten, en der Maachathieten; en de helft van Gilead, de landpale van Sihon, den koning van Hesbon.
A vladao je gorom Hermonom i Salkom, čitavim Bašanom sve do gešurske i maakadske međe te drugom polovinom Gileada sve do granice Sihona, kralja hešbonskoga.
Mozes, de knecht des HEEREN, en de kinderen Israëls sloegen hen, en Mozes, de knecht des HEEREN, gaf aan de Rubenieten en aan de Gadieten, en aan den halven stam van Manasse, dat land tot een erfelijke bezitting.
Mojsije, sluga Jahvin, i sinovi Izraelovi sve su ih pobili i predao je Mojsije, sluga Jahvin, tu zemlju u posjed plemenu Rubenovu i Gadovu plemenu te polovini plemena Manašeova.
Dit nu zijn de koningen des lands, die Jozua sloeg, en de kinderen Israëls, aan deze zijde van de Jordaan tegen het westen, van Baäl-gad aan, in het dal van den Libanon, en tot aan den kalen berg, die naar Seir opgaat; en Jozua gaf het aan de stammen Israëls tot een erfelijke bezitting, naar hun afdelingen.
A ovo su zemaljski kraljevi što su ih pobijedili Jošua i sinovi Izraelovi s ovu stranu Jordana k zapadu, od Baal Gada u libanonskoj ravnici pa do gore Halaka, koja se diže prema Seiru, a tu je zemlju Jošua dao u baštinu plemenima Izraelovim prema njihovim dijelovima,
Wat op het gebergte, en in de laagte, en in het vlakke veld, en in de aflopingen der wateren, en in de woestijn, en tegen het zuiden was: de Hethieten, de Amorieten, en Kanaänieten, de Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten.
u Gorju, u Šefeli, u Arabi i po obroncima, u Pustinji te u Negebu: zemlju hetitsku, amorejsku i kanaansku, perižansku, hivijsku i jebusejsku:
De koning van Jericho, een; de koning van Ai, die ter zijde van Beth-el is, een;
jerihonski kralj, jedan; kralj Aja kod Betela, jedan;
De koning van Jeruzalem, een; de koning van Hebron, een;
jeruzalemski kralj, jedan; hebronski kralj, jedan;
De koning van Jarmuth, een; de koning van Lachis, een;
jarmutski kralj, jedan; lakiški kralj, jedan;
De koning van Eglon, een; de koning van Gezer, een;
eglonski kralj, jedan; gezerski kralj, jedan;
De koning van Debir, een; de koning van Geder, een;
debirski kralj, jedan; gederski kralj, jedan;
De koning van Horma, een; de koning van Harad, een;
hormski kralj, jedan; aradski kralj, jedan;
De koning van Libna, een; de koning van Adullam, een;
kralj Libne, jedan; adulamski kralj, jedan;
De koning van Makkeda, een; de koning van Beth-el, een;
makedski kralj, jedan; betelski kralj, jedan;
De koning van Tappuah, een; de koning van Hefer, een;
kralj Tapuaha, jedan; heferski kralj, jedan;
De koning van Afek, een; de koning van Lassaron, een;
afečki kralj, jedan; šaronski kralj, jedan;
De koning van Madon, een; de koning van Hazor, een;
madonski kralj, jedan; hasorski kralj, jedan;
De koning van Simron-meron, een; de koning van Achsaf, een;
šimron-meronski kralj, jedan; ahšafski kralj, jedan;
De koning van Taanach, een; de koning van Megiddo, een;
tanaački kralj, jedan; megidski kralj, jedan;
De koning van Kedes, een, de koning van Jokneam, aan den Karmel, een;
kedeški kralj, jedan; kralj Jokneama na Karmelu, jedan;
De koning van Dor, tot Nafath-dor, een; de koning der heidenen te Gilgal, een;
dorski kralj u pokrajini dorskoj, jedan; gojski kralj u Gilgalu, jedan;
De koning van Thirza, een. Al deze koningen zijn een en dertig.
tirški kralj, jedan. U svemu trideset i jedan kralj.