Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Hosea, den zoon van Beëri, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz, Hizkia, koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, zoon van Joas, koning van Israël.
Riječ Jahvina koja dođe Hošei, sinu Beerijevu, u dane Uzije, Jotama, Ahaza i Ezekije, kraljeva judejskih, u dane Jeroboama, sina Joaševa, kralja izraelskog.