Ezau nu had genomen zijn vrouwen, en zijn zonen, en zijn dochters, en al de zielen zijns huizes, en zijn vee, en al zijn beesten, en al zijn bezitting, die hij in het land Kanaän geworven had, en was vertrokken naar een ander land, van het aangezicht van zijn broeder Jakob.
Ezav uzme svoje žene, svoje sinove, svoje kćeri, svu čeljad svoga doma; svoju stoku - krupnu i sitnu; svu imovinu što ju je namakao u zemlji kanaanskoj, pa ode u zemlju seirsku, daleko od svog brata Jakova.