En de boden kwamen weder tot Jakob, zeggende: Wij zijn gekomen tot uw broeder, tot Ezau; en ook trekt hij u tegemoet, en vierhonderd mannen met hem.
Stekao sam goveda, magaradi, ovaca, sluga i sluškinja. Javljam to svome gospodaru, ne bih li našao naklonost u njegovim očima.'"