Joshua 13

Jozua nu was oud, wel bedaagd; en de HEERE zeide tot hem: Gij zijt oud geworden, welbedaagd, en er is zeer veel lands overgebleven, om dat erfelijk te bezitten.
约书亚年纪老迈,耶和华对他说:「你年纪老迈了,还有许多未得之地,
Dit is het land, dat overgebleven is; al de grenzen der Filistijnen en het ganse Gesuri.
就是非利士人的全境和基述人的全地。
Van de Sichor, die voor aan Egypte is, tot aan de landpale van Ekron tegen het noorden, dat den Kanaänieten toegerekend wordt; vijf vorsten der Filistijnen, de Gazatiet en Asdodiet, de Askeloniet, de Gathiet en Ekroniet, en de Avvieten.
从埃及前的西曷河往北,直到以革伦的境界,就算属迦南人之地。有非利士人五个首领所管的迦萨人、亚实突人、亚实基伦人、迦特人、以革伦人之地,并有南方亚卫人之地。
Van het zuiden, het ganse land der Kanaänieten, en Meara, die van de Sidoniërs is, tot Afek toe, tot aan de landpale der Amorieten.
又有迦南人的全地,并属西顿人的米亚拉到亚弗,直到亚摩利人的境界。
Daartoe het land der Giblieten, en de ganse Libanon tegen den opgang der zon, van Baäl-gad, onder aan den berg Hermon, tot aan den ingang van Hamath.
还有迦巴勒人之地,并向日出的全黎巴嫩,就是从黑门山根的巴力‧迦得,直到哈马口。
Allen, die op het gebergte wonen van den Libanon aan tot Misrefoth-maim toe, al de Sidoniërs; Ik zal hen verdrijven van het aangezicht der kinderen Israëls; alleenlijk maak, dat het Israël ten erfdeel valle, gelijk als Ik u geboden heb.
山地的一切居民,从黎巴嫩直到米斯利弗‧玛音,就是所有的西顿人,我必在以色列人面前赶出他们去。你只管照我所吩咐的,将这地拈阄分给以色列人为业。
En nu, deel dit land tot een erfdeel aan de negen stammen, en aan den halven stam van Manasse,
现在你要把这地分给九个支派和玛拿西半个支派为业。」
Met denwelken de Rubenieten en Gadieten hun erfenis ontvangen hebben; dewelke Mozes hunlieden gaf aan gene zijde van de Jordaan tegen het oosten, gelijk als Mozes, de knecht des HEEREN, hun gegeven had:
玛拿西那半支派和流便、迦得二支派已经受了产业,就是耶和华的仆人摩西在约旦河东所赐给他们的:
Van Aroer aan, die aan den oever der beek Arnon is, en de stad, die in het midden der beek is, en al het vlakke land van Medeba tot Dibon toe;
是从亚嫩谷边的亚罗珥和谷中的城,并米底巴的全平原,直到底本,
En al de steden van Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon geregeerd heeft, tot aan de landpale der kinderen Ammons;
和在希实本作王亚摩利王西宏的诸城,直到亚扪人的境界;
En Gilead, en de landpale der Gezurieten, en der Maachathieten, en den gansen berg Hermon, en gans Bazan, tot Salcha toe;
又有基列地、基述人、玛迦人的地界,并黑门全山、巴珊全地,直到撒迦;
Het ganse koninkrijk van Og, in Bazan, die geregeerd heeft te Astharoth, en te Edrei; deze is overig gebleven uit het overblijfsel der reuzen, dewelke Mozes heeft verslagen, en heeft ze verdreven.
又有巴珊王噩的全国─他在亚斯他录和以得来作王(利乏音人所存留的只剩下他)。这些地的人都是摩西所击杀、所赶逐的。
Doch de kinderen Israëls verdreven de Gezurieten en de Maachathieten niet; maar Gezur en Maachath woonden in het midden van Israël tot op dezen dag.
以色列人却没有赶逐基述人、玛迦人;这些人仍住在以色列中,直到今日。
Alleenlijk gaf hij den stam Levi geen erfenis. De vuurofferen Gods, des HEEREN van Israël, zijn zijne erfenis, gelijk als Hij tot hem gesproken had.
只是利未支派,摩西(原文作他)没有把产业分给他们。他们的产业乃是献与耶和华─以色列 神的火祭,正如耶和华所应许他们的。
Alzo gaf Mozes aan den stam der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen,
摩西按著流便支派的宗族分给他们产业。
Dat hun landpale was van Aroer af, dat aan den oever der beek Arnon is, en de stad, die in het midden der beek is, en al het vlakke land tot Medeba toe;
他们的境界是亚嫩谷边的亚罗珥和谷中的城,靠近米底巴的全平原;
Hesbon en al haar steden, die in het vlakke land zijn, Dibon, en Bamoth-baal, en Beth-baal-meon,
希实本并属希实本平原的各城,底本、巴末‧巴力、伯‧巴力‧勉、
En Jahza, en Kedemoth, en Mefaath,
雅杂、基底莫、米法押、
En Kirjathaim, en Sibma, en Zeret-hassahar op den berg des dals,
基列亭、西比玛、谷中山的细列‧哈沙辖、
En Beth-peor, en Asdoth-pisga, en Beth-jesimoth;
伯‧毗珥、毘斯迦山坡、伯‧耶西末;
En alle steden des vlakken lands, en het ganse koninkrijk van Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon regeerde, denwelke Mozes geslagen heeft, mitsgaders de vorsten van Midian, Evi, en Rekem, en Zur, en Hur, en Reba, geweldigen van Sihon, inwoners des lands.
平原的各城,并亚摩利王西宏的全国。这西宏曾在希实本作王,摩西把他和米甸的族长以未、利金、苏珥、户珥、利巴击杀了;这都是住那地属西宏为首领的。
Daartoe hebben de kinderen Israëls met het zwaard gedood Bileam, den zoon van Beor, den voorzegger, nevens degenen, die van hen verslagen zijn.
那时以色列人在所杀的人中,也用刀杀了比珥的儿子术士巴兰。
De landpale nu der kinderen van Ruben was de Jordaan, en derzelver landpale; dat is het erfdeel der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen.
流便人的境界就是约旦河与靠近约旦河的地。以上是流便人按著宗族所得为业的诸城,并属城的村庄。
En aan den stam van Gad, aan de kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen, gaf Mozes,
摩西按著迦得支派的宗族分给他们产业。
Dat hun landpale was Jaezer, en al de steden van Gilead, en het halve land der kinderen Ammons, tot Aroer toe, die voor aan Rabba is;
他们的境界是雅谢和基列的各城,并亚扪人的一半地,直到拉巴前的亚罗珥;
En van Hesbon af tot Ramath-mizpa en Betonim; en van Mahanaim tot aan de landpale van Debir;
从希实本到拉抹‧米斯巴和比多宁,又从玛哈念到底璧的境界,
En in het dal, Beth-haram, en Beth-nimra, en Sukkoth, en Zefon, wat over was van het koninkrijk van Sihon, den koning te Hesbon, de Jordaan en haar landpale, tot aan het einde der zee van Cinnereth, over de Jordaan, tegen het oosten.
并谷中的伯‧亚兰、伯‧宁拉、疏割、撒分,就是希实本王西宏国中的余地,以及约旦河与靠近约旦河的地,直到基尼烈海的极边,都在约旦河东。
Dit is het erfdeel der kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen: de steden en haar dorpen.
以上是迦得人按著宗族所得为业的诸城,并属城的村庄。
Verder had Mozes aan den halven stam van Manasse een erfenis gegeven, die aan den halven stam der kinderen van Manasse bleef, naar hun huisgezinnen;
摩西把产业分给玛拿西半支派,是按著玛拿西半支派的宗族所分的。
Zodat hun landpale was van Mahanaim af, het ganse Bazan, het ganse koninkrijk van Og, den koning van Bazan, en al de vlekken van Jaïr, die in Bazan zijn, zestig steden.
他们的境界是从玛哈念起,包括巴珊全地,就是巴珊王噩的全国,并在巴珊、睚珥的一切城邑,共六十个。
En het halve Gilead, en Astharoth, en Edrei, steden des koninkrijks van Og in Bazan, waren van de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, namelijk de helft der kinderen van Machir, naar hun huisgezinnen.
基列的一半,并亚斯他录、以得来,就是属巴珊王噩国的二城,是按著宗族给玛拿西的儿子玛吉的一半子孙。
Dat is het, wat Mozes ten erve uitgedeeld had in de velden van Moab, op gene zijde der Jordaan van Jericho, tegen het oosten.
以上是摩西在约旦河东对著耶利哥的摩押平原所分给他们的产业。
Maar aan den stam van Levi gaf Mozes geen erfdeel; de HEERE, de God Israëls, is Zelf hunlieder Erfdeel, gelijk als Hij tot hen gesproken heeft.
只是利未支派,摩西没有把产业分给他们。耶和华─以色列的 神是他们的产业,正如耶和华所应许他们的。