En gij, mensenkind! vrees niet voor hen, en vrees niet voor hun woorden, hoewel wederwilligen en doornen bij u zijn, en gij bij schorpioenen woont; vrees voor hun woorden niet, en ontzet u niet voor hun aangezicht, want zij zijn een wederspannig huis.
人子啊,虽有荆棘和蒺藜在你那里,你又住在蠍子中间,总不要怕他们,也不要怕他们的话;他们虽是悖逆之家,还不要怕他们的话,也不要因他们的脸色惊惶。