I jata jest šelma, a s ní falešný prorok ten, kterýž činíval divy před ní, jimiž svodil ty, kteříž přijali znamení šelmy a kteříž se klaněli obrazu jejímu. I uvrženi jsou oba za živa do jezera ohnivého, hořícího sirou.
En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt.