I poslal posly k Balámovi, synu Beorovu, do města Petor, kteréž jest při řece v zemi vlasti jeho, aby povolal ho, řka: Aj, lid vyšel z Egypta, aj, přikryl svrchek země, a usazuje se proti mně.
Die zond boden aan Bileam, den zoon van Beor, te Pethor, hetwelk aan de rivier is, in het land der kinderen zijns volks, om hem te roepen, zeggende: Zie, er is een volk uit Egypte getogen; zie, het heeft het gezicht des lands bedekt, en het blijft liggen recht tegenover mij.