Ale abychom jich nepohoršili, jda k moři, vrz udici, a tu rybu, kteráž nejprve uvázne, vezmi, a otevra ústa její, nalezneš groš. Ten vezma, dej jim za mne i za sebe.
Maar opdat wij hun geen aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp den angel uit, en den eersten vis, die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem dien, en geef hem aan hen voor Mij en u.