Luke 21

A pohleděv, uzřel lidi bohaté, kteříž metali dary své do pokladnice.
En opziende, zag Hij de rijken hun gaven in de schatkist werpen.
Uzřel pak i jednu vdovu chudičkou, ana uvrhla dva šarty.
En Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine penningen daarin werpen.
I řekl: Vpravdě pravím vám, že vdova tato chudá více uvrhla nežli všickni jiní.
En Hij zeide: Waarlijk, Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer dan allen heeft ingeworpen.
Nebo všickni tito z toho, což jim zbývalo, dali dary Bohu, tato pak z své chudoby všecku živnost svou, kterouž měla, uvrhla.
Want die allen hebben van hun overvloed geworpen tot de gaven Gods; maar deze heeft van haar gebrek, al den leeftocht, dien zij had, daarin geworpen.
A když někteří pravili o chrámu, kterak by kamením pěkným i jinými okrasami ozdoben byl, řekl:
En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schone stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij:
Načež se to díváte? Přijdouť dnové, v nichžto nebude zůstaven kámen na kameni, kterýž by nebyl zbořen.
Wat deze dingen aangaat, die gij aanschouwt, er zullen dagen komen, in welke niet een steen op den anderen steen zal gelaten worden, die niet zal worden afgebroken.
I otázali se ho, řkouce: Mistře, kdy to bude? A které znamení, když se to bude míti státi?
En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn, en welk is het teken, wanneer deze dingen zullen geschieden?
On pak řekl: Vizte, abyste nebyli svedeni. Nebo mnozí přijdou ve jménu mém, řkouce: Že já jsem Kristus, a čas se blíží. Protož nepostupujte po nich.
En Hij zeide: Ziet, dat gij niet verleid wordt; want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en de tijd is nabij gekomen, gaat dan hen niet na.
Když pak uslyšíte o válkách a různicech, nestrachujte se; neboť musí to prve býti, ale ne ihned konec.
En wanneer gij zult horen van oorlogen en beroerten, zo wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten eerst geschieden; maar nog is terstond het einde niet.
Tehdy pravil jim: Povstaneť národ proti národu, a království proti království.
Toen zeide Hij tot hen: Het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk.
A země třesení veliká budou po místech, a hladové, a morové, hrůzy i zázrakové s nebe velicí.
En er zullen grote aardbevingen wezen in verscheidene plaatsen, en hongersnoden, en pestilentien; er zullen ook schrikkelijke dingen, en grote tekenen van den hemel geschieden.
Ale před tím přede vším vztáhnou ruce své na vás, a protiviti se vám budou, vydávajíce vás do škol a žalářů, vodíce k králům a k vladařům pro jméno mé.
Maar voor dit alles, zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u vervolgen, u overleverende in de synagogen en gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders, om Mijns Naams wil.
A toť se vám díti bude na svědectví.
En dit zal u overkomen tot een getuigenis.
Protož složtež to v srdcích vašich, abyste se nestarali, kterak byste odpovídati měli.
Neemt dan in uw harten voor, van te voren niet te overdenken, hoe gij u verantwoorden zult;
Jáť zajisté dám vám ústa a moudrost, kteréžto nebudou moci odolati, ani proti vám ostáti všickni protivníci vaši.
Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten.
Budete pak zrazováni i od rodičů a od bratrů, od příbuzných i od přátel, a zmordují některé z vás.
En gij zult overgeleverd worden ook van ouders, en broeders, en magen, en vrienden; en zij zullen er sommigen uit u doden.
A budete v nenávisti všechněm pro jméno mé.
En gij zult van allen gehaat worden om Mijns Naams wil.
Ale vlas s hlavy vaší nezahyne.
Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan.
V trpělivosti vaší vládněte dušemi vašimi.
Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid.
Když pak uzříte obležený od vojska Jeruzalém, tedy vězte, žeť se přiblížilo zkažení jeho.
Maar wanneer gij zien zult, dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan, dat haar verwoesting nabij gekomen is.
A tehdy ti, kdož jsou v Judstvu, utíkejte k horám, a kdo uprostřed něho, vyjděte, a kteří v končinách, nevcházejte do něho.
Alsdan die in Judea zijn, dat zij vlieden naar de bergen; en die in het midden van dezelve zijn, dat zij daaruit trekken; en die op de velden zijn, dat zij in dezelve niet komen.
Neboť budou dnové pomsty, aby se naplnilo všecko, což psáno jest.
Want deze zijn dagen der wraak, opdat alles vervuld worde, dat geschreven is.
Ale běda těhotným a těm, kteréž kojí v těch dnech. Neboť bude dav veliký v této zemi, a hněv Boží nad lidem tímto.
Doch wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land, en toorn over dit volk.
I padati budou ostrostí meče, a zjímaní vedeni budou mezi všecky národy, a Jeruzalém tlačen bude od pohanů, dokudž se nenaplní časové pohanů.
En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn.
A budouť znamení na slunci a na měsíci i na hvězdách, a na zemi soužení národů, nevědoucích se kam díti, když zvuk vydá moře a vlnobití,
En er zullen tekenen zijn in de zon, en maan, en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven;
Takže zmrtvějí lidé pro strach a pro očekávání těch věcí, kteréž přijdou na všecken svět. Nebo moci nebeské pohybovati se budou.
En den mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden.
A tehdyť uzří Syna člověka, an se béře v oblace s mocí a slavou velikou.
En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid.
A když se toto počne díti, pohleďtež a pozdvihnětež hlav vašich,protože se přibližuje vykoupení vaše.
Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.
I pověděl jim podobenství: Patřte na fíkový strom i na všecka stromoví.
En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgeboom, en al de bomen.
Když se již pučí, vidouce to, sami to znáte, že blízko jest léto.
Wanneer zij nu uitspruiten, en gij dat ziet, zo weet gij uit uzelven, dat de zomer nu nabij is.
Takž i vy, když uzříte, ano se tyto věci dějí, věztež, že blízko jest království Boží.
Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat het Koninkrijk Gods nabij is.
Amen pravím vám, že nepomine věk tento, ažť se toto všecko stane.
Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan, totdat alles zal geschied zijn.
Nebe a země pominou, ale slova má nepominou.
De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
Pilně se pak varujte, aby snad nebyla obtížena srdce vaše obžerstvím a opilstvím a pečováním o tento život, a vnáhle přikvačil by vás ten den.
En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens over kome.
Nebo jako osidlo přijde na všecky, jenž přebývají na tváři vší země.
Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen, die op den gansen aardbodem gezeten zijn.
Protož bděte všelikého času, modléce se, abyste hodni byli ujíti všech těch věcí, kteréž se budou díti, a postaviti se před Synem člověka.
Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen.
I býval ve dne v chrámě, uče, ale v noci vycházeje, přebýval na hoře, kteráž slove Olivetská.
Des daags nu was Hij lerende in den tempel; maar des nachts ging Hij uit, en vernachtte op den berg, genaamd den Olijfberg.
A všecken lid na úsvitě přicházel k němu do chrámu, aby ho poslouchal.
En al het volk kwam des morgens vroeg tot Hem in den tempel, om Hem te horen.