Hospodine, když jsi vyšel z Seir, když jsi se bral z pole Edomského, třásla se země, nebesa dštila, a oblakové déšť vydali.
HEERE! toen Gij voorttoogt van Seir, toen Gij daarheen traadt van het veld van Edom, beefde de aarde, ook droop de hemel, ook dropen de wolken van water.
Že vzdálen hluk střelců na místech, kdež se voda váží; i tam vypravujte hojnou spravedlnost Hospodinovu, hojnou spravedlnost k obyvatelům vsí jeho v Izraeli; tehdážť vstupovati bude k branám lid Hospodinův.
Van het gedruis der schutters, tussen de plaatsen, waar men water schept, spreekt aldaar te zamen van de gerechtigheid des HEEREN, van de gerechtigheden, bewezen aan zijn dorpen in Israël; toen ging des HEEREN volk af tot de poorten.
Z Efraima kořen jejich bojoval proti Amalechitským; za tebou, Efraime, Beniamin s lidem tvým; z Machira táhli vydavatelé zákona, a z Zabulona písaři.
Uit Efraïm was hun wortel tegen Amalek. Achter u was Benjamin onder uw volken. Uit Machir zijn de wetgevers afgetogen, en uit Zebulon, trekkende door den staf des schrijvers.
Knížata také z Izachar s Deborou, ano i všecko pokolení Izacharovo, jako i Barák do údolí poslán jest pěšky, ale veliké hrdiny u sebe jsou v podílu Rubenovu.
Ook waren de vorsten in Issaschar met Debora; en gelijk Issaschar, alzo was Barak; op zijn voeten werd hij gezonden in het dal. In Rubens gedeelten waren de inbeeldingen des harten groot.
Zdali i Galád před Jordánem nebydlil? Ale Dan proč zůstal při lodech? Asser seděl na břehu mořském, a v lomích svých bydlil.
Gilead bleef aan gene zijde van de Jordaan; en Dan, waarom onthield hij zich in schepen! Aser zat aan de zeehaven, en bleef in zijn gescheurde plaatsen.
Králové přitáhše, bojovali, tehdáž bojovali králové Kananejští v Tanach při vodách Mageddo, a však kořisti stříbra nevzali.
De koningen kwamen, zij streden; toen streden de koningen van Kanaän, te Thaanach aan de wateren van Megiddo; zij brachten geen gewin des zilvers daarvan.
Zlořečte Merozu, praví anděl Hospodinův, zlořečte velice obyvatelům jeho, nebo nepřišli na pomoc Hospodinu, ku pomoci Hospodinu proti silným.
Vloekt Meroz, zegt de Engel des HEEREN, vloekt haar inwoners geduriglijk; omdat zij niet gekomen zijn tot de hulp des HEEREN, tot de hulp des HEEREN, met de helden.
Levou ruku svou k hřebu vztáhla, a pravou ruku svou k kladivu dělníků, i udeřila Zizaru, a ztloukla hlavu jeho, probodla a prorazila židoviny jeho.
Haar hand sloeg zij aan den nagel, en haar rechterhand aan den hamer der arbeidslieden; en zij klopte Sisera; zij streek zijn hoofd af, als zij zijn slaap had doorgenageld en doorgedrongen.
U noh jejích skrčil se, padl, ležel, u noh jejích skrčil se, padl; kdež se skrčil, tu padl zabitý.
Tussen haar voeten kromde hij zich, viel henen, lag daar neder; tussen haar voeten kromde hij zich; hij viel; alwaar hij zich kromde, daar lag hij geheel geschonden!
Vyhlídala z okna skrze mříži, a naříkala matka Zizarova, řkuci: Proč se tak dlouho vůz jeho nevrací? Proč prodlévají vraceti se domů vozové jeho?
De moeder van Sisera keek uit door het venster, en schreeuwde door de traliën: Waarom vertoeft zijn wagen te komen! Waarom blijven de gangen zijner wagenen achter?
Zdali ale dosáhli něčeho, a dělí kořisti? Děvečku jednu neb dvě na každého muže, loupeže rozdílných barev samému Zizarovi, kořisti rozdílných barev krumpovaným dílem, roucho rozdílných barev krumpovaným dílem na hrdlo loupežníků.
Zouden zij dan den buit niet vinden en delen? een liefje, of twee liefjes, voor iegelijken man? Voor Sisera een buit van verscheidene verven, een buit van verscheidene verven, gestikt; van verscheiden verf aan beide zijden gestikt, voor de buithalzen?
Tak ať zahynou všickni nepřátelé tvoji, ó Hospodine, tebe pak milující ať jsou jako slunce vzcházející v síle své. I byla v pokoji země za čtyřidceti let.
Alzo moeten omkomen al Uw vijanden, o HEERE! die Hem daarentegen liefhebben, moeten zijn, als wanneer de zon opgaat in haar kracht. En het land was stil, veertig jaren.