Kterážto poslavši, povolala Baráka, syna Abinoemova, z Kádes Neftalímova, a řekla jemu: Zdaližť nerozkázal Hospodin Bůh Izraelský: Jdi, a shromáždě lid na horu Tábor, vezmi s sebou deset tisíc mužů z synů Neftalím a z synů Zabulon.
En zij zond heen en riep Barak, den zoon van Abinoam, van Kedes-nafthali; en zij zeide tot hem: Heeft de HEERE, de God Israëls, niet geboden: Ga heen en trek op den berg Thabor, en neem met u tien duizend man, van de kinderen van Nafthali, en van de kinderen van Zebulon?