A když jste přešli Jordán, přišli jste k Jerichu; i bojovali proti vám muži Jericha, Amorejští, a Ferezejští, a Kananejští, a Hetejští, a Gergezejští, a Hevejští, a Jebuzejští, a dal jsem je v ruku vaši.
Toen gij over de Jordaan getrokken waart, en te Jericho kwaamt, zo krijgden de burgers van Jericho tegen u, de Amorieten, en de Ferezieten, en de Kanaänieten, en de Hethieten, en de Girgazieten, de Hevieten en de Jebusieten; doch Ik gaf hen in ulieder hand.