To když uslyšel Jabín, král Azor, poslal k Jobábovi, králi Mádon, a k králi Simron, a k králi Achzaf,
Het geschiedde daarna, als Jabin, de koning van Hazor, dit hoorde, zo zond hij tot Jobab, den koning van Madon, en tot den koning van Simron, en tot den koning van Achsaf,