I usadili se, aby jedli chléb. A pozdvihše očí svých, uzřeli, a aj, množství Izmaelitských přicházejících z Galád, kteřížto na velbloudích svých nesli vonné věci a kadidlo a mirru do Egypta.
Daarna zaten zij neder om brood te eten, en hieven hun ogen op, en zagen, en ziet, een reisgezelschap van Ismaëlieten kwam uit Gilead; en hun kemelen droegen specerijen en balsem, en mirre, reizende, om dat af te brengen naar Egypte.