Ode prvi i izli svoju čašu na zemlju. I pojavi se čir, koban i bolan, na ljudima što nose žig Zvijerin i klanjaju se kipu njezinu.
En de eerste ging henen, en goot zijn fiool uit op de aarde; en er werd een kwaad en boos gezweer aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden, en die zijn beeld aanbaden.
I silna je žega palila ljude te su hulili ime Boga koji ima vlast nad tim zlima, ali se ne obratiše da mu slavu dadu.
En de mensen werden verhit met grote hitte, en lasterden den Naam Gods, Die macht heeft over deze plagen; en zij bekeerden zich niet, om Hem heerlijkheid te geven.
Šesti izli svoju čašu na Eufrat, rijeku veliku. I presahnu voda te načini prolaz kraljima s istoka sunčeva.
En de zesde engel goot zijn fiool uit op de grote rivier, den Eufraat; en zijn water is uitgedroogd, opdat bereid zou worden de weg der koningen, die van den opgang der zon komen zullen.
To su dusi zloduha što čine znamenja, a pođoše sabrati kraljeve svega svijeta na rat za Dan veliki Boga Svevladara.
Want het zijn geesten der duivelen, en zij doen tekenen, welke uitgaan tot de koningen der aarde en der gehele wereld, om die te vergaderen tot den krijg van dien groten dag des almachtigen Gods.
I udariše munje i glasovi i gromovi i nasta potres velik, kakva ne bijaše otkako je ljudi - tako bijaše silan potres taj.
En er geschiedden stemmen, en donderslagen, en bliksemen; en er geschiedde een grote aardbeving, hoedanige niet is geschied van dat de mensen op de aarde geweest zijn, namelijk een zodanige aardbeving en zo groot.
I prasnu natroje grad veliki i gradovi naroda padoše. Spomenu se Bog Babilona velikoga da mu dade piti iz čaše vina gnjevne srdžbe Božje.
En de grote stad is in drie delen gescheurd, en de steden der heidenen zijn gevallen; en het grote Babylon is gedacht geworden voor God, om haar te geven den drinkbeker van den wijn des toorns Zijner gramschap.
a iz neba se spusti na ljude tuča velika, poput talenta. Ljudi su hulili Boga zbog zla tuče jer zlo njezino bijaše silno veliko.
En een grote hagel, elk als een talent pond zwaar, viel neder uit den hemel op de mensen; en de mensen lasterden God vanwege de plage des hagels; want deszelfs plage was zeer groot.