i Matanija, sin Miheja, sina Zabdijeva, sina Asafova, koji je ravnao psalmima, počinjao zahvale i molitve; i Bakbukja, drugi među svojom braćom; i Abda, sin Šamue, sina Galala, sina Jedutunova.
En Matthanja, de zoon van Micha, den zoon van Zabdi, den zoon van Asaf, was het hoofd, die de dankzegging begon in het gebed, en Bakbukja was de tweede van zijn broederen; en Abda, de zoon van Sammua, den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun.