Sinovi Judini pristupe k Jošui u Gilgalu, a Kaleb, sin Jefuneov, Kenižanin, reče mu: "Ti znaš što je Jahve rekao Mojsiju, čovjeku Božjem, za mene i za tebe u Kadeš Barnei.
Toen naderden de kinderen van Juda tot Jozua, te Gilgal, en Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, zeide tot hem: Gij weet het woord, dat de HEERE tot Mozes, den man Gods, gesproken heeft te Kades-barnea, ter oorzake van mij, en ter oorzake van u.