Zašto ne nađoh nikoga kad sam došao? Zašto se ne odazva nitko kad sam zazvao? Zar mi je ruka prekratka da izbavi, ili u meni snage nema da oslobodim? Gle, prijetnjom svojom isušujem more, u pustinje rijeke pretvaram; njihove se ribe raspadaju jer vode nema i od žeđi ugibaju.
Waarom kwam Ik, en er was niemand, waarom riep Ik, en niemand antwoordde? Is Mijn hand dus gans kort geworden, dat zij niet verlossen kan, of is er in Mij geen kracht om uit te redden? Ziet, door Mijn schelding maak Ik de zee droog, Ik stel de rivieren tot een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er geen water is, en sterft van dorst.