Nek' bujno cvatom cvate, da, neka od veselja kliče i nek' se raduje. Dana joj je slava Libanona, divota Karmela i Šarona; oni će vidjeti slavu Jahvinu, divotu Boga našega.
Zij zal lustig bloeien, en zich verheugen, ja, met verheuging, en juichen; de heerlijkheid van Libanon is haar gegeven, het sieraard van Karmel en Saron; zij zullen zien de heerlijkheid des HEEREN, het sieraad onzes Gods.