Kad ih uvedoh u zemlju koju im se zakleh dati, gdje god bi ugledali povišen brežuljak ili stablo krošnjato, prinosili bi žrtve, donosili izazovne prinose, metali mirise ugodne, nalijevali ljevanice.
Als Ik hen in het land gebracht had, over hetwelk Ik Mijn hand opgeheven had, om hetzelve hun te geven, zo zagen zij naar allen hogen heuvel en alle dicht geboomte, en offerden daar hun offeren, en zij gaven daar hun tergende offeranden, en daar zetten zij hun liefelijken reuk, en daar offerden zij hun drankofferen.