Psalms 123

(上行之诗。)坐在天上的主啊,我向你举目。
Een lied op Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op tot U, Die in de hemelen zit.
看哪,仆人的眼睛怎样望主人的手,使女的眼睛怎样望主母的手,我们的眼睛也照样望耶和华─我们的 神,直到他怜悯我们。
Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den HEERE, onze God, totdat Hij ons genadig zij.
耶和华啊,求你怜悯我们,怜悯我们!因为我们被藐视,已到极处。
Zijt ons genadig, o HEERE! zijt ons genadig, want wij zijn der verachting veel te zat.
我们被那些安逸人的讥诮和骄傲人的藐视,已到极处。
Onze ziel is veel te zat des spots der weelderigen, der verachting der hovaardigen.